Leer Doopsgezinde kerk
Wij hebben het orgel op 18 december 2012 en op 16 januari 2013 voor het eerst bekeken. Het instrument is niet, zoals bij “Kaufmann: Die Orgeln Ostfrieslands” door Wilhelm Eilert Schmid in 1825 gemaakt, maar rond 1860 door Brond de Grave-Winter. Ter vergelijk hebben wij nog twee andere “zusterorgels” in Mitling en Mittegroßefehn bekeken en waren getroffen door de overeenkomsten in deze drie orgels.
Brond de Grave –Winter werd in 1824 in Leer geboren en ging in 1845 naar Sachsen om daar in de leer te gaan. Hij keerde in 1849 terug naar Ostfriesland. Na de doods van de orgelmaker Höffgen in 1849 hielp hij mee om het orgel in de reformierte Kirche in Leer af te maken.
Zijn instrumenten getuigen van grote zorgvuldigheid. Hij heeft orgels gemaakt met hoge kwaliteit en een eigen stijl. Hij heeft een heel aantal orgelmakers principes uit Sachsen overgenomen.
Het orgel in de Mennonitenkirche in Leer heeft de volgende dispositie:
Manuaal C-f”’ | |
Principal 8′ | C-ais” Frontpijpen van Zink h”-f”’ originele binnenpijpen |
Gedakt 8′ | origineel, C-H Hout, overigen van metaal |
Quintadena 8′ | afgezaagde Pijpen van een Gambe, niet origineel |
Octave 4′ | origineel, metaal |
Flöte 4′ | origineel. C-f” Hout, open, vanaf fis” metaal, conisch |
Quinte 3′ | origineel, metaal, conisch |
Flautino 2′ | origineel, metaal conisch |
Oboe 8′ discant | niet origineel, Zink, maar originele Registerplaatjes met: Oboe 8′ |
Oboe 8′ baß | |
Pedal C-c’ | |
Subbaß 16′ | origineel Hout, gedekt |
Violon-Cello 8′ | origineel Hout, open |
Het front is geheel nieuw gemaakt naar de originele mensuur van de Octave 4′, de oude binnenpijpen kwamen hier volledig mee overeen. Door de Rijksdienst voor het Cultureeel Erfgoed wird een metaalkanalyse gemaakt. Daarbij kregen we het volgende resultaat: 89,5 % tin, 10 % lood, 0,4 % koper und 0,1 % antimoon. We hebben dit materiaal vervaardigd en hier de nieuwe frontpijpen van gemaakt. De Quintadena 8′ is verwijderd en heeft plaats gemaakt voor het oorspronkelijke register een Doppelflöte. We hebben hiervoor het originele register uit Mitling Mark gereconstrueerd.
De Oboe 8′ is in stijl bijgemaakt door een daarin gespecialiseerde pijpenmaker Henry Güntzel uit Rosenbach in Sachsen. Hievoor werd heel bewust gekozen om niet van de opgaven van de Grave Winter in zijn offerte uit te gaan, maar een register te laten maken dat zeker functioneert. Henry Günzel heeft veel ervaring met de bouw van deze “primadonna’s” in het pijpmaken. Günzel is hier uitgegaan van een Ladegast mensuur. Het zou kunnen zijn dat deze orgelmaker samen met Brond de Grave-Winter bij Urban Kreuzbach rond 1840 gewerkt heeft ( Ars Organi 32, S. 279).
Lees hier het uitgebreide restauratieverslag (Duits) van Leer Doopsgezinde kerk (Mennoniten)