2012 | Hamburg

2012 | Duivenei orgel

 

Het orgel heeft de volgende toets omvang:

b cis¹ dis¹ fis¹ gis¹ b¹ cis² dis² fis²

d e f g a h c¹ d¹ e¹ f¹ g¹ a¹ h¹ c² d² e² f² g² a²

De vorm van de toetsen is vervaardigd volgens het voorbeeld van de toetsen uit Halberstadt, die door Michael Praetorius beschreven staan in zijn boek ‘‘Syntagma Musicum‘‘ deel II uit 1619. De toetsen hangen door middel van een wellenbord direct aan de ventielen.

De pijpen zijn van lood met 5% tin gemaakt en op zand op dikte goten materiaal. Het metaal is alleen gehamerd. Op iedere toets klinken de twee pijpen van de grondstem altijd, door middel van een boven sleep kan een kwint hoger klinkende pijp erbij getrokken worden.

Aan de achterzijde van het orgel liggen twee balgen, die door een calcant bediend moeten worden.

Om het instrument makkelijk vervoerbaar te maken in een gewone personenauto, kan het orgel gedemonteerd worden ter hoogte van de pijp stok.

De kas is van Libanon ceder gemaakt. De toetsen zijn van hulst.

De ornamenten zijn van Lindehout met de vorm van Visblazen aan de beide bovenkanten met een Wimberg, kruisbloemen en hogels. Het snijwerk werd door Tico Top vervaardigd en Helmer Hut deed het schilderwerk.