2021 | Kistorgel

Nieuw Van der Putten-kistorgel voltooid

Orgelmakerij van der Putten (Winschoten/Stapelmoor) heeft onlangs het eerste exemplaar van een kleine serie nieuw opgezet type kistorgels met twee registers voltooid. Uitgangspunt was daarbij om de ervaringen met de sinds 1989 gemaakte kistorgels te optimaliseren, zoals een grotere bereikbaarheid van het pijpwerk om dit sneller te stemmen, of om gemakkelijk een andere stemming aan te kunnen brengen. De pijpen zijn grotendeels via de lessenaaropening bereikbaar. Ook werd gekozen voor slechts twee transpositiemogelijkheden, omdat de bij de oudere kistorgels aanwezige twee andere mogelijkheden in de praktijk zelden werden gebruikt. De beproefde mensuren en intonatiewijze van Holpijp en Roerfluit bleven gehandhaafd. Het instrument werd gebouwd voor een particulier in de provincie Groningen. Deze ontwierp ook het snijwerk (plantaardige motieven, waaronder bijvoorbeeld lisdodden) in de aan alle kanten aanwezige opengewerkte panelen.

De dispositie luidt:

Holpijp 8 vt bas/discant ( gedekt) Roerfluit 4 vt bas/discant (gedekt, van af e met doorboorde stop, hoogste octaaf open met tinnen stemklepjes)

Manuaalomvang: C – d’’’ Staartklavier ( inschuifbaar) met stekermechaniek Toonhoogte 415/440 Hz (door verschuiven van het klavier) Winddruk: 54 mm

Al het pijpwerk is van Western red Cedar. Van de Holpijp staan de pijpen vanaf c op de windlade; de grotere pijpen liggen direct onder het klavier achter de stekers en zijn verkropt (C – Dis zelfs tweemaal). Van de Fluit 4 vt staat het pijpwerk vanaf G op de windlade, de pijpen C- Dis zijn afgevoerd bij de gekropte pijpen van de Holpijp, E – Fis staan gekropt op de stok.

Van Libanonceder werd(en) de orgelkas(sen) gemaakt en in de olie gezet. De windlade en de mechaniek zijn zoveel mogelijk van Western red Cedar; messing voorslag’ijzers’; de registermechaniek heeft staande ijzeren walsen met messing armpjes; de ondertoetsen zijn belegd met perenhout, de boventoetsen hebben een ebben belegstrookje

In tegenstelling tot hun eerdere kistorgels is de onderkas (afm. 95 breed x 45 diep x 15 cm hoog) veel lager en bevat deze alleen de ventilator en een spaanbalg. Windlade, pijpwerk en mechanieken bevinden zich in de bovenkas (92 x 42 x 75 cm). Het bovendeel van het orgel weegt 35 kg, het onderste gedeelte 22 kg.